Op de Praktijkboerderij Oenkerk heeft vruchtbaarheidsspecialist Anne Terpstra afgelopen maand advies gegeven over welke dieren te vervangen. Een dilemma dat regelmatig terugkeert op de moderne melkveebedrijven. De gemiddelde leeftijd bij afvoer, levensproductie bij afvoer en actuele levensproductie zijn een paar kengetallen die de persistentie en gezondheid status van het bedrijf in beeld brengen.
Vervanging van de veestapel
Met de actuele regelgeving is een gemiddeld Nederlands melkveebedrijf gebonden aan het aantal aanwezige melkkoeien. De kunst is dan ook om de aanwezige dieren zo optimaal en efficiënt mogelijk te laten produceren. Dit betekent dat je de vervanging van de veestapel weldoordacht moet doorvoeren. Het aantal stuks jongvee is vrijwel altijd afgestemd op het ‘jaarlijkse’ vervangingspercentage. Je wil dit vervangingspercentage graag zo laag mogelijk houden en de gedwongen afvoer tot een minimum te beperken.
Landelijk gemiddelde over 2021/2020
Eisenpakket van de veehouder
Aan de andere kant wil je ook dat opgefokte kalveren/pinken en uiteindelijk vaarzen een onderdeel gaan vormen van je veestapel. Welke koe moet plaats maken voor een nieuwe vaars? Een lang niet altijd eenvoudige vraag, want een eigen opgefokte vaars verkopen is meestal geen optie. Er zal dus vaak gekozen worden om de al wat oudere koe, die om wat voor reden dan ook niet meer voldoet aan het door de veehouder gestelde eisenpakket, te vervangen. Het eisenpakket is voor een groot deel van de veehouders gelijk. Uiergezondheid, vruchtbaarheid en klauwgezondheid zijn op vrijwel alle bedrijven de belangrijkste redenen van onvrijwillige afvoer. Iedereen heeft hiervoor eigen beslismomenten en protocollen ontwikkeld.
Voorbeeld van bedrijfsspecifieke vruchtbaarheidsprotocollen
- Is een koe op 200 DIM niet drachtig, wordt ze na te zijn afgemolken afgevoerd/vervangen.
- Zo lang de koe 15kg per dag produceert, blijven we haar insemineren.
- Na de derde inseminatie, nog één kans met vleesstier. Daarna geen dracht = afvoeren.
- Als het celgetal > 400.000 en chronisch, dan stoppen we met insemineren.
- Alle koeien met lactiewaarde < 80 blijven gust.
- Iedere vaars krijgt de gelegenheid om zich te laten zien in 2e lactatie, nooit afvoeren.
Afvoerredenen
Om de redenen van afvoer op je bedrijf helder in beeld te krijgen is het belangrijk om aan te geven wat de daadwerkelijke reden van afvoer is. We zien nog te vaak dat de te lage melkproductie als hoofdreden van afvoer wordt genoemd, terwijl deze lage productie een gevolg is van de lange lactatie omdat veel eerder al besloten was om de koe niet mee te insemineren. Afvoerreden bij deze koe was dus vruchtbaarheid en niet de lage productie.
Meer informatie over de invloed van uiergezondheid, vruchtbaarheid en klauwgezondheid op de onvrijwillige afvoer in ons volgende artikel.